Provinciale belastingen en heffingen zijn inkomsten die door de inwoners en ondernemers binnen de provincie worden betaald. Met provinciale belastingen en heffingen creëert de provincie de mogelijkheid om, aanvullend op onder meer de uitkering uit het provinciefonds, collectieve voorzieningen te financieren. Bij het heffen wordt uitgegaan van het profijtbeginsel. Uitgangspunt is dat degene die profiteert van een voorziening voor die voorziening betaalt. Het profijtbeginsel manifesteert zich sterker bij heffingen (bijvoorbeeld leges) dan bij belastingen (bijvoorbeeld opcenten motorrijtuigenbelasting). In de paragraaf Provinciale heffingen staan de beleidslijnen die PS hebben vastgesteld en de gerealiseerde belastingopbrengsten. Bij het heffen wordt rekening gehouden met interne en externe kaders en wet- en regelgeving, waaronder verschillende artikelen uit de Provinciewet (art. 222 tot en met 226).
Lastendruk
Provinciale belastingen en heffingen bepalen, zij het in beperkte mate, de collectieve lastendruk. Ze zijn dus medebepalend voor de omvang van het besteedbaar inkomen. Wettelijk mag het bedrag van provinciale belastingen en heffingen niet afhankelijk worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen van de belastingplichtige.
Provinciale heffingen moeten overheidsoptreden legitimeren
Wat krijgt de burger of het bedrijf terug voor de betaling aan de provincie? De provincie streeft naar evenwicht tussen het ervaren van overheidsoptreden en de hoogte van de bijdrage die betaald moet worden. De Provinciewet bepaalt dat provinciale opcenten tot een bepaalde limiet geheven mogen worden. Het BBV bepaalt dat de provinciale heffingen maximaal kostendekkend mogen zijn. Bij overtreding van deze regels kan de belastingrechter bij een bezwaar of beroepsprocedure de legesverordening onverbindend verklaren.
Kwijtscheldingsbeleid (art. 10 BBV)
Gelet op het karakter van de heffingen van de provincie Noord-Holland voert de provincie het beleid om geen kwijtschelding toe te passen.